Sjabbat 23 september 2023/ 8 Tisjrie 5784, Sjabbat Sjoewa, Haäzinoe, Dewariem/Deuteronomium 32:1 – 52
Tanach blz. 416 – 422
Haftara: Hosjea 14:2 – 10, Micha 7:18-20
Tanach blz. 1157
Vertaler: Paula Reisner
Commentaar: Rabbijn Professor Marc Saperstein is hoogleraar Joodse Geschiedenis en heeft gedoceerd aan verschillende Amerikaanse Universiteiten en aan het Leo Baeck College in Engeland.
__________________________________________________
Denk aan de dagen van weleer
De sidra Haäzinoe is krachtige poëzie, vaak moeilijk zowel qua taal als qua boodschap. De p’soekiem aan het begin van de sidra lijken niet zozeer een afscheidsrede van Mosjee, maar eerder een profetische tirade en een angstaanjagende waarschuwing. Het basispatroon is duidelijk: het gaat over de onverdiende, weldadige geschenken die God aan het volk Jisraëel gaf, hun ongevoelige gebrek aan dankbaarheid en het verraad van hun Weldoener, en de daaruit voortvloeiende goddelijke woede. Dat leidde tot een aankondiging van verschrikkelijke straffen, bijna tot aan vernietiging toe. (Devariem 32:8-26) De boodschap is dat in tijden waarin alles goed lijkt te gaan, wanneer het Joodse volk gedijt, economisch voorspoedig is en zich in welzijn verheugt, het zeer waarschijnlijk is dat zij de Eeuwige in de steek zullen laten en zich tot valse goden zullen wenden die hun loyaliteit en trouw beginnen op te eisen. Elke generatie kan inderdaad een boodschap voor zichzelf trekken over de implicaties voor hun eigen samenleving.
Ik zou me willen concentreren op het vers dat de bovenstaande passage introduceert die begint met Zechor jemot olam:
“Denk aan de tijden van weleer,
verdiep u in het verre verleden.
Vraag uw vader ernaar, hij zal het vertellen;
vraag de oudsten en zij zullen verhalen.” [Devariem 32:7]
Dit vers dient als motto voor de historicus, een validatie van mijn eigen academische werk in het bestuderen, onderwijzen en publiceren van aspecten van het Joodse verleden. Waarom is dit belangrijk? Waarom zouden progressieve rabbijnen en idealiter alle progressieve joden op een serieus academisch niveau enigszins bloot gesteld moeten worden aan de geschiedenis van ons volk in de middeleeuwse en moderne perioden?
Voor iedereen die geïnteresseerd is in een interreligieuze dialoog is het zeker geen gezonde aanpak als Joden met de simplistische houding komen: “Uw voorouders hebben mijn voorouders vervolgd: kruistochten, rituele moorden, het vergiftigen van de bronnen, gedwongen bekeringen, bloedbaden” – vooral wanneer veel van de ‘herinneringen’ aan dergelijke vervolgingen historisch gezien problematisch zijn. Gedurende perioden die meer dan duizend jaar duurden, waren joden volledig afhankelijk van het beleid van de christelijke en islamitische regeringen, en het gedrag van de bevolking waar zij woonden was essentieel voor het joodse voortbestaan. Er waren natuurlijk gevallen van vervolging, die bijna altijd werden veroordeeld en vaak gestraft door de soeverein, maar het heersende beleid, zowel onder het christendom als de islam, was er een van tolerantie dat – onder specifieke basisregels – het voor Joden mogelijk maakte te leven en vaak te gedijen met inachtneming van hun eigen religieuze tradities. Het beleid ten aanzien van afwijkende, ‘ketterse’ groepen binnen het christendom of de islam was over het algemeen minder tolerant dan dat ten aanzien van de Joden.
De verplichting om de dagen van weleer te gedenken is van bijzonder belang met betrekking tot de Holocaust. Na de dramatische overwinning van professor Deborah Lipstadt op David Irving, gedramatiseerd in de recente film Denial, leek het alsof er niet langer een noodzaak zou zijn om de enorme feitelijke gegevens te presenteren die de implementatie documenteren van het nazi-beleid om de Joodse bevolking van Europa uit te roeien. Toch is er de laatste tijd, vooral vanwege het Internet, een hausse ontstaan in het ontkennen van de Holocaust, met name online, wat het fenomeen ‘post-truth’ [de waarheid voorbij, red.] vertegenwoordigt. Zoeken op internet levert titels op als ‘Holocaust tegen Joden is een Totale Leugen – Bewijs’, of ‘Joodse geleerde weerlegt de Holocaust’.1)
Hoewel dit een krankzinnige randzaak lijkt, blijft het buitengewoon verontrustend om dergelijke absurditeiten in het publieke domein te zien.
Aan de andere kant bestaat er bij sommigen, die zich vastberaden inzetten voor de realiteit van de nazi-genocide, de neiging om elke vergelijking tussen de ervaringen van de Joden onder de nazi’s en hedendaagse problemen te verwerpen en te veroordelen. In een recente column in de Jewish Chronicle stond: “In 2015 ondertekenden 200 mensen, waaronder 20 rabbijnen, een krachtig geformuleerde open brief van de Joodse Raad voor Rassengelijkheid, waarin zij de weigering van Groot-Brittannië veroordeelden om meer [vluchtelingen] uit het migrantenkamp in Calais toe te laten. Ze vergeleken het lot van de migrant met dat van de Joodse vluchtelingen die Hitler probeerden te ontvluchten.” De columnist veroordeelde deze vergelijking en schreef dat het “afschuwelijk was om de Holocaust op deze manier te instrumentaliseren”.2)
Is deze vergelijking tussen het huidige vluchtelingenbeleid en dat van eind jaren dertig inderdaad ‘verfoeilijk’? Zeker, een deel van onze herinnering aan de tijd van weleer zou ook de SS St. Louis moeten omvatten, die in mei 1939 vanuit Hamburg vertrok met zo’n 937 vluchtelingenpassagiers op weg naar Havana, om bij aankomst te worden geïnformeerd dat de Cubaanse regering haar immigratiebeleid had gewijzigd en de passagiers niet liet uitstappen. De kustwacht van de Verenigde Staten patrouilleerde vervolgens in het gebied nabij de kust van Florida om er zeker van te zijn dat er geen poging zou worden ondernomen om op Amerikaans grondgebied te landen. Evenmin zou de Canadese regering de vluchtelingen accepteren. Het schip keerde terug naar Europa en de passagiers werden ontscheept in Engeland, Frankrijk, België en Nederland; velen van hen hebben de oorlog niet overleefd. Andere aspecten van het extreem restrictieve Amerikaanse beleid ten aanzien van potentiële Joodse immigranten aan het eind van de jaren dertig lijken wellicht ook hedendaagse weerklank te vinden. Er zullen altijd verschillen zijn tussen de verschillende groepen die asiel zoeken, maar zulke vergelijkingen tussen het huidige beleid en wat we ‘ons herinneren van vroeger’ zijn zeker legitiem en vaak gerechtvaardigd.
Toch is het inroepen van ‘de lessen van de geschiedenis’ vaak ingewikkelder dan het lijkt. De vaak geciteerde uitspraak van George Santayana, dat “degenen die zich het verleden niet kunnen herinneren, gedoemd zijn het te herhalen”, is feitelijk uiterst problematisch. ‘Herinnering aan het verleden’ kan inderdaad leiden tot twijfelachtige beslissingen over het heden en de toekomst. Om een historisch voorbeeld te noemen: in september 1939, na het uitbreken van de oorlog in Europa, betoogde de overgrote meerderheid van de Amerikaanse rabbijnen, die zes en een half jaar lang het naziregime in Duitsland heftig in hun preken hadden veroordeeld, dat de Verenigde Staten buiten deze oorlog zouden moeten blijven. Zij (of, als ze jonger waren, hun eigen rabbijnen) herinnerden zich dat ze in 1917 waren overgehaald om een Europees conflict aan te gaan, gebaseerd op inspirerende slogans: het was ‘de oorlog om oorlog te beëindigen’, ‘om de wereld veilig te maken voor de democratie’, om nationale zelfbeschikking te vergemakkelijken. Maar geen van deze idealen was met succes verwezenlijkt. En naast het verlies aan mensenlevens in de strijd was er ook een keerzijde: belangrijke principes van sociale rechtvaardigheid – vrijheid van meningsuiting en vergadering, een redelijk aantal uren in de werkweek, garanties tegen kinderarbeid – waren opgeofferd toen Amerika eenmaal in de oorlog was beland. Dus pasten deze rabbijnen, ‘die zich de dagen van weleer herinnerden’, de lessen van de Eerste Wereldoorlog toe op de nieuwe oorlog, waarbij ze zich aanvankelijk niet realiseerden dat de situatie in 1939 en 1940, zelfs voordat de systematische massamoord op de Joden was begonnen, fundamenteel anders was dan de situatie in 1914 en 1917.3) Het resultaat was Duitse controle over een heel continent met verwoestende gevolgen.
De geschiedenis herhaalt zichzelf nooit exact. Er kan inderdaad worden betoogd dat er evenveel problemen voortkomen uit het toepassen van lessen uit het verleden op nieuwe situaties die op elkaar lijken, maar altijd enigszins verschillen, als uit het helemaal niet toepassen van dergelijke lessen. De studie van de geschiedenis kan ons ook in staat stellen simplistische generalisaties ter discussie te stellen die noch de complexe realiteit van het verleden weerspiegelen, noch op een voor de hand liggende manier van toepassing zijn op het heden.
Het herinneren van de tijd van weleer zal zelden definitieve antwoorden bieden op de uitdagingen van het heden. Vaak horen we de metafoor van ’trots de toekomst in marcheren’. De minder inspirerende, maar meer toepasselijke metafoor zou zijn ‘achterstevoren de toekomst in lopen‘, want we kunnen niets vóór ons zien. Zelfs de meest gerespecteerde academische experts en nieuwscolumnisten zijn er niet in geslaagd de omwentelingen in het Midden-Oosten te voorspellen, zoals de Arabische Lente, en ze hebben geen goede grond om te voorspellen hoe de zaken zullen eindigen in Syrië, Afghanistan, Libië of Iran, of met het Israël-Palestina-conflict. Het enige wat we kunnen zien is wat achter ons ligt, en de leidraad voor de toekomst is altijd waziger.
Maar ondanks de complexiteit van het toepassen van kennis uit het verleden op het heden en de toekomst, is het nog steeds onze plicht om de dagen van weleer te herinneren. Want deze herinnering – of deze nu het heden en de toekomst zal leiden of misleiden – blijft onze kostbare erfenis.
1) Zie Matthew d’Ancona, Post-Truth: The New War on Truth and How to Fight Back (Londen: Ebury Press, 2017); Matthew d’Ancona’s artikel in The Guardian, recensie-sectie, 13 mei 2017, blz. 17
2) Melanie Phillips, ‘Not all Refugees Are Pure Victims'[vert.: ‘Niet alle vluchtelingen zijn pure slachtoffers’], The Jewish Chronicle, 9 juni 2017, blz. 38
3) Zie voor een representatief voorbeeld de preek gehouden op Rosh HaShanah 1939 door Abraham H. Feinberg uit Rockford, Illinois, in Jewish Preaching in Times of War, 1800–2001 (Littman Library, 2008), blz. 389–98