Sjabbat Wajetsee, 7 december 2024/ 6 kislev 5785
Genesis/Beresjiet 31: 1 – 32: 3; Tanach blz. 62-65.
Haftara: Jirmeja 30: 10 – 22; Tanach blz. 980-981.
Vertaler: Benjamin Cohen
Coördinatie: Harry Polak
Commentaar: rabbijn Naomi Kalish, o.a. directeur van het Center for Pastoral Education (JTS)
Oorspronkelijke Engelse tekst
Use the link to read or listen to the original text in English.
_________________________________________________
Luisteren met Jaäkov
Een Thanksgiving-maaltijd of een familiebijeenkomst kan in onze tijd van politieke verdeeldheid en sociale polarisatie een bron van groot ongemak zijn. Hoe blijven we beleefd tegenover degenen met wie we het grondig oneens zijn? Parasja Wajeetsee biedt ons een model van hoe een van onze voorouders, Jaäkov, een conflict met een familielid aanpakte en erin slaagde de weg naar verzoening in te slaan.
Een cruciaal aspect van verzoening en helen is de bereidheid om te luisteren en door het proces van luisteren, ruimte te maken voor het unieke in de andere persoon. Dr. Jonathan Shay, een klinisch psychiater die uitgebreid met veteranen heeft gewerkt, schrijft dat “genezing van trauma afhankelijk is van de gemeenschappelijke verwerking van het trauma – in staat zijn om het verhaal veilig te vertellen aan iemand die luistert en die vertrouwd kan worden het eerlijk te vertellen aan anderen in de gemeenschap.“[1] Luisteren is een cruciaal onderdeel van de noodzakelijke opbouw van vertrouwen; hij vervolgt: “dus voordat we analyseren, voordat we classificeren, voordat we nadenken, voordat we iets proberen te doen – moeten we luisteren.” Vaak luisteren we om te reageren in plaats van om te begrijpen. Shay schrijft dat ons “luisteren vaak ontaardt in intellectueel voorsorteren” en dit verbreekt vertrouwen. Wat kan Jaäkov ons leren over luisteren dat de weg vrijmaakt naar vrede?
De parasja begint met Jaäkov die vlucht voor zijn broer Esav, van wie hij de zegen had gestolen. Op aanwijzing van zijn moeder zoekt Jaäkov zijn toevlucht in het huis van zijn oom Lavan. Nu, jaren na zijn bedrog, ondergaat Jaäkov zijn eigen vernederende ervaring van misleiding. Lavan verandert herhaaldelijk de voorwaarden van de overeenkomst voor zowel Jaäkov’s huwelijk als voor zijn dienstverband en manipuleert Jaäkov zodat die hem beter van dienst zal zijn.
Uiteindelijk neemt Jaäkov een eenzijdig besluit en vlucht met zijn huishouden weg van Lavan. Wanneer een woedende Lavan hem achtervolgt, wordt Jaäkov gedwongen te stoppen en zijn tegenstander tegemoet te treden. Deze ontmoeting had vele verschillende vormen kunnen aannemen, waaronder fysiek geweld. In plaats daarvan culmineert het verhaal in een pact dat leidt tot vrede tussen Jaäkov en Lavan. In het verhaal van Jaäkov en Lavan is een proces waarin interpersoonlijke vertrouwensopbouw, onderhandeling, bevestiging en aanpassing is ingepast.
Lavan spreekt als eerste en heeft veel te zeggen. Hij begint met een beschuldiging:
“Wat heb je gedaan!’ zei hij tegen Jaäkov. ‘Mij bedriegen en mijn dochters wegvoeren alsof het krijgsgevangenen zijn! Waarom ben je er heimelijk vandoor gegaan en heb je me bestolen, zonder ook maar iets te zeggen?’” (Gen. 31:26-27). Hij profileert zichzelf als de held die Jaäkov zou hebben uitgezwaaid met een feestelijke maaltijd, muziek en afscheidskussen (een zelfportret dat niet strookt met de veertien jaar van bedrog en manipulatie waarin hij Jaäkov ervan weerhield te vertrekken).
Hoe reageert Jaäkov? Wat doen we als we worden geconfronteerd met iemand die beweringen doet waarvan wij denken dat ze absurd en zelfzuchtig zijn? Eerst luistert Jaäkov. Dat moet een moeilijk proces geweest zijn. Hij zou zéker bezwaar hebben gemaakt tegen Lavan’s weergave van de gebeurtenissen. Jaäkov hoort Lavan’s grieven en is het vast niet eens met veel van wat hij zegt, maar zijn luisteren wekt genoeg vertrouwen zodat ze hun meningsverschillen beschaafd kunnen oplossen.
De Israëlische vredesactivist Rav Hanan Schlessinger identificeert luisteren als een essentieel onderdeel van verzoening:
We moeten in staat zijn om de kloven te overbruggen en te luisteren. We moeten zelfs luisteren als het lijkt alsof de andere kant niet wil luisteren. […] Je moet een sterk karakter hebben om een dialoog aan te gaan waarbij ze tijdens de eerste één of twee ontmoetingen alleen maar tegen je schreeuwen. […] Want heel vaak, niet altijd, nadat ze hebben geschreeuwd en ze zien dat je luistert, je bereid bent om een aantal van hun grieven te erkennen, kalmeren ze soms en zijn ze bereid om naar jou te luisteren.[2]
Wat belangrijk was in Jaäkov’s deelname waren niet zijn argumenten, maar dat hij Lavan de kans gaf om zijn mening te geven en gehoord te worden. Toen hij antwoordde, was het met iets wat soms een “ik”-verklaring wordt genoemd: “Ik was bang dat u me zou beroven van uw dochters.” (Gen. 31:31). De twee mannen gaan heen en weer en wat, zoals Rav Schlessinger beschrijft, vaak gebeurt, brengt de ervaring van het luisteren hen dichter bij elkaar en maximaliseert het hun vermogen om een pact te sluiten. Nadat hij de behoefte om zijn mening te spuien heeft uitgeput, verandert Lavan van houding en zegt tegen Jaäkov: “Laten we daarom een overeenkomst sluiten, en iets zoeken dat voor ons beiden als getuige kan dienen.” (Gen. 31:44).
Het proces van vredesopbouw wordt geformaliseerd door taal en ritueel. Op voorstel van Lavan creëren Jaäkov en zijn huishouden een stenen pilaar, waarna de Tora ons vertelt:
וַיִּקְרָא־ל֣וֹ לָבָ֔ן יְגַ֖ר שָׂהֲדוּתָ֑א וְיַֽעֲקֹ֔ב קָ֥רָא ל֖וֹ גַּלְעֵֽד
“Laban noemde de steenhoop in zijn taal Jegar-Sahaduta, Jaäkov noemde hem Galeed.” (Gen. 31:47).
Traditionele commentatoren zijn gefascineerd door de verschillende namen die Lavan en Jaäkov aan deze pilaar geven. Zoals Rasji uitlegt, zijn deze zinnen respectievelijk de Aramese en Hebreeuwse woorden voor “Heuvel van Getuigenis”. “Jegar-Sahaduta” is ook de eerste keer dat Aramees verschijnt in de Tora. We zien een proces van vertaling en interpretatie tussen de twee mannen terwijl ze laveren door het gebruik van twee talen en uiteindelijk twee culturen en wereldbeelden. Jaäkov vertaalt Lavan’s Aramese term, Jegar-Sahaduta, in het Hebreeuws. Lavan biedt vervolgens in het Hebreeuws – in Jaäkov’s taal – een uitleg van de betekenis van de naam op basis van de letterlijke betekenis: “Deze steenhoop, zei Lavan, is getuige van de overeenkomst tussen jou en mij” (Gen. 31:48). Elk van hen navigeert door het proces van verzoening via zijn moedertaal en de vertaling naar de taal van de ander.
De uitdaging om ruimte te maken voor de wereldbeelden van beide mannen en ze te tolereren, wordt intensiever door hun gebruik van de religieuze taal van gebed. Wanneer Lavan zijn interpretatie geeft van de symboliek van de pilaar, besluit hij met gebed:
אֱלֹהֵ֨י אַבְרָהָ֜ם וֵֽאלֹהֵ֤י נָחוֹר֙ יִשְׁפְּט֣וּ בֵינֵ֔ינוּ אֱלֹהֵ֖י אֲבִיהֶ֑ם וַיִּשָּׁבַ֣ע יַעֲקֹ֔ב בְּפַ֖חַד אָבִ֥יו יִצְחָֽק
“De God van Abraham en de God van Nachor, die ook de God van hun vader was, zal beoordelen wie van ons beiden in zijn recht staat.”
De bijbelse auteur voegt hieraan toe dat deze verwijzen naar de voorouderlijke godheden van Jaäkov en Lavan. Interessant genoeg verwijst Lavan naar Jaäkov’s grootvader, maar hij gaat een generatie verder terug in het aanroepen van zijn afkomst, naar Terach, die een gemeenschappelijke voorouder was van hen beiden. Zoals Sforno uitlegt, “Hij had Nachor gekozen om te benadrukken dat Nachor’s god ook de god was van Terach, die de vader was van zowel Abraham als Nachor.” Lavan verwachtte waarschijnlijk dat Jaäkov zich ongemakkelijk zou voelen bij het aanroepen van de godheid van een afgodendienaar en dus kiest hij, als een manier om een gemeenschappelijke basis te vestigen, hun gemeenschappelijke voorouder. Jaäkov lijkt inderdaad ongemakkelijk: de Tora vertelt ons “Jaäkov zwoer een eed bij de God voor wie zijn vader Jitschak diep ontzag had” (31:53). Zoals Sforno uitlegt, koos Jaäkov iemand die niet de zoon van Terach was om er zeker van te zijn dat het duidelijk was dat zijn eed alléén aan de God van Jitschak was.
Alhoewel een gebed een terrein van verdeeldheid kan zijn, kan het ook een ontmoetingsplaats creëren voor mensen met uiteenlopende achtergronden en met omstreden verhoudingen. Geestelijken bidden vaak met mensen met een andere religieuze achtergrond dan die van henzelf. Zonder oecumenisch te worden, werken ze samen met de ontvangers van hun zorg om een gemeenschappelijke taal te vinden of ze maken ruimte voor de ander om te bidden terwijl ze aanwezig zijn en de ander erkennen tijdens het gebed. Geestelijken en religieuze leiders van de gemeenschap komen ook vaak samen op momenten van wederzijds belang – zoals Thanksgiving-diensten – of staan zij aan zij in moeilijke tijden. In elkaars aanwezigheid bieden ze vaak gebeden of inzichten aan die zeer verschillend kunnen zijn in taal, overtuigingen en vorm. Deze programma’s zijn vaak een beetje ongemakkelijk, net zoals luisteren niet altijd makkelijk is. Maar beide ervaringen kunnen de soort relaties creëren die vertrouwen opbouwen, een essentieel onderdeel van verzoening.
[1] Jonathan Shay, Achilles in Vietnam: Combat Trauma and the Undoing of Character. NY: Simon and Schuster, 1995.
[2] “Peacemakers in a Time of War” Forum in Temple Beth-El, Richmond Virginia. 12 november 2023. https://www.facebook.com/watch/?v=285370747828581